Je bekijkt nu Het Rijk der Hemelen – 1924

Het Rijk der Hemelen – 1924

  • Berichtcategorie:1. Astronomie

Inleiding

De reden dat ik koos voor specifiek Apollo 11 als onderwerp om in te duiken, was dat – evenals het heelal zelf – ook de kennis over astronomie gewoon veel te groot is om te proberen te bevatten. Die poging is mislukt… Als je naar Apollo 11 kijkt, bekijk je al snel het hele en voorgaande programma’s, het vluchtplan, hun doel de maan, het onmetelijke heelal. Vervolgens komt er een telescoop en heb ik nog net de boot af kunnen houden van de natuurkunde van de atomen en het ontstaan van alle materie. Na twee mislukte pogingen maar gestopt met ‘echte’ handtekeningen en nu dan in de antieke boeken over astronomie gedoken. Het is daarom dat dit boekverslag onder de categorie ‘Apollo 11’ valt 😉

Ik ben zo enthousiast (nu), dat ik sneller zou willen kunnen lezen. Te veel mooie informatie die ik wil highlighten. Het zal langzaam gaan, maar de gelezen boeken ga ik proberen samen te vatten; de mooiste taal, de mooiste allereerste kennis die ze hadden, die jaren later versterkt of weerlegd zou worden. Als eerste ‘Het rijk der hemelen’:

Charles Nordmann (Fra) is de schrijver van dit boek.

Over het boek

“Als de menschheid de onwetendheid waaronder zij gebukt gaat zal hebben afgelegd, dan zal zij ongetwijfeld de miljarden paardenkracht benutten die de getijden binnen het bereik van onze machtelooze handen brengen. Dien dag zullen de mensen elkaar niet meer behoeven te verscheuren om te kunnen leven, dan zullen allen zich bezig houden met de wetenschap, kunst en philisofie. Dan zal men niet meer ten strijde trekken voor belangen, maar voor ideeën.”

Prachtige gedachte, maar 75 jaar later nog niet helemaal uitgekomen zoals toen gehoopt. En dat vind ik dan leuk aan die oude boeken met de kennis van toen…

In 1877 dacht Schiaparelli kanalen op Mars te zien en Lowell wist zeker dat het kunstmatige kanalen waren, aangelegd door een uiterst intelligente beschaving. Later bleek het te liggen aan de matige telescopen die toen gebruikt werden. Nordmann omschrijft het mooi.

“We kunnen ons echter niet weerhouden op te merken dat het misschien toch niet een teken van zoo hoog intellect zou zijn, dat men die duizenden kilometers kanaal altijd recht en van dezelfde breedte heeft aangelegd, zonder rekening te houden met het reliëf en de wisselende vruchtbaarheid van den bodem. En verder, als er levende wezens op Mars zijn, waarom dan te veronderstellen dat deze op hoogen trap staande wezens op ons, mensen, zouden gelijken?”

Bekijk hier een gratis boek online bij The Gutenberg Project dat zich richt op die kanalen op Mars.

De 400 marskanalen die Lowell dacht te zien door zijn ‘matige’ telescoop.

Pagina 89 over hoe sterren afzonderlijk van elkaar ‘bewegen’ en wat dat zou kunnen betekenen. (Let wel, 1924 was het toen…)

“Ter verklaring van dit verschijnsel, dat allerwegen is bevestigd geworden, heeft men reeds tal van hypothesen opgeworpen die elkaar tegen spreken en overigens onbewijsbaar zijn. De meest waarschijnlijke is dat de Melkweg een spiraalnevel is.

De langs fotografische weg, zoowel als door rechtstreekse waarneming verrichte sterrenpeilingen hebben als resultaat opgeleverd dat ons Melkwegsysteem ongeveer anderhalf miljoen sterren telt. (dat zijn er dus ruim 200.000.000.000 weten we inmiddels, red). Sommige astronomen hebben beweerd dat we er nog meer zouden zien als onze telescopen maar sterker waren…

Zij zullen de cliché’s (foto’s, red) van heden en van de opeenvolgende eeuwen, tot een film verenigd, op een scherm kunnen projecteeren en zoo de geschiedenis der werelden voor hunne ogen doen herleven.

(Over ons Melkwegstelsel, red:) Het blijkt dat we dan te doen hebben met een spiraalvorming stelsel waarvan de dikte bijna half zoo groot is als de lengte, deze laatste bedragende 25 á 30.000 lichtjaren. (Ter vergelijking: De huidige inschatting van de omvang van het heelal is 90.000.000.000 lichtjaar, red).”

Pagina 113 over de temperatuur van onze oude zon. Via spectraal analyse (Sir Lockyer, nog even verder induiken een keer) en hetechrome stellaire photometers kan men de samenstelling van een ster bepalen (kleurbreking der verschillende materie), ook kan men de doorsnede en de temperatuur op die manier meten

“Toegepast op de zon gaf het een temperatuur aan van ongeveer 5.300 graden Celcius. De heliumsterren hebben gemiddeld een temperatuur van 15.000 tot soms wel 22.000 graden. Waterstofsterren zijn gemiddeld van een iets lagere temperatuur. Sirius bijvoorbeeld ongeveer 12.000 graden.

Men bedenke, als onze zon die temperatuur had dan zou die op aarde meer dan 110 graden zijn; geen menschelijk of dierlijk leven zou dan op onze planeet mogelijk zijn. De temperatuur die men nu op Sirius meet had eertijds ook onze zon; toen had de eeuwigdurende afkoeling er nog geen kleine ineengeschrompelde grijsaard onder de sterren van gemaakt.”

Onze aarde is na een periode van verhitting, nu aan het doven. De genoemde ‘eeuwen’ die de zon nog te leven heeft, zijn op basis van de hedendaagse kennis echter ongeveer 4.000.000.000 jaar. We hebben nog even…

Een overbelichte foto van de maan waardoor de sferische aberratie extra goed zichtbaar is. Gemaakt met mijn voordelige marktplaats telescoop Celestron 80/400 (dus met een lens van slechts 80 mm doorsnede)

Pagina 116 legt uit over sferische aberratie, iets waar ik zelf ook last van heb met mijn voordelige marktplaats telescoop.

“Dat het beeld van een lichtend puntje een schijfje wordt komt door de zoogenaamde sferische aberratie der bolvormige lenzen, zie veroorzaakt wordt door door de lichtbreking aan den rand van de lens. De storende invloed is des te groter naar gelang de lens kleiner is, vandaar dat men de sterren met het blote oog groter, ofschoon minder helder, ziet dan met een kijker.”

De ‘breking’ boven is anders dan onder

Hieronder een mooi voorbeeld van een compleet sterrenstelsel: het verschil tussen een matige en een goede lens. Dat linkervoorbeeld is wat wij zien als we naar de sterren kijken met het blote oog. In feite dus kleiner en scherper wanneer bekeken door een goede lens.

Bladzijde 123 toont een helder voorbeeld van de tijdgeest waarin dit boek is geschreven en hoe die opvattingen nu 95 jaar later niet meer realistisch zijn. Het gaat over het opnemen en weer sterven van sterren, maar de parallel die getrokken wordt is pittig. Dat er toen zo gedacht werd:

“Om nu alles in een analogie samen te vatten: alle sterren passeren in hun leven een hoogtepunt van levensuiting en warmte, een hoogtepunt dat voor verschillende typen verschillend is; evenzoo alle menschen en menschenrassen; de hoogte waartoe de neger zich kan opwerken is lager dan wat het blanke ras kan bereiken.”

Poeh… Dat staat er wel heel direct. Niet alleen op technische vlak zijn we tot betere inzichten gekomen. De slavernij was in 1865 – na de burgeroorlog tussen North & South – afgeschaft (US), maar de positie van alle mensen was 60 jaar later nog niet bepaald gelijk…

Conclusie

In het boek wordt vooral met heel veel namen van andere denkers en uitvinders gestrooid en hoe ze elkaar over tijd steeds verbeterden. Omdat ik de namen wel herken, maar de technische kennis ontbeer, is dat wel wat veel… Ik lees het, maar het kwartje valt niet. Komt ook omdat ik geen lezer ben: ben continue met andere dingen bezig in mijn hoofd en raak dan de draad van het verhaal kwijt. Lastig…

Ik moest het (dunne) boekje van 178 pagina’s uitlezen, maar ben blij dat ik aan een volgend boek kan gezinnen. Om het goed te kunnen analyseren – die opbouw van kennis over tijd – zou ik eerst de huidige staat van de technologie moeten kunnen begrijpen, maar dat is geen beginnen aan. Morgen starten met mijn oudste boek, toch weer 50 jaar ouder dan dit boek.

>>> Ga terug naar het overzicht van alle boeken